Historie

De Vliegende Hollander

De Vliegende Hollander is een eeuwenoud zeemansverhaal dat in 1839 voor het eerst op papier werd gezet door de Engelse schrijver en marine-officier Frederick Marryat.

In zijn boek The Phantom Ship beschrijft hij hoe de Terneuzense VOC-kapitein Willem van der Decken tegen de zin van zijn vrouw op Paaszondag naar de Oost uitvaart. Bij Kaap de Goede Hoop komt hij in zeer zware stormen terecht. De kapitein probeerde de landpunt te passeren, waarop de bemanning protesteerde. Ze smeekten hem om terug te keren naar de Tafelbaai. De kapitein weigerde en werd zo kwaad, dat hij de stuurman overboord gooide en riep: "God of de duivel... de Kaap vaar ik om, al moet ik varen tot het laatste oordeel."

Voor straf raakte het schip in de macht van de duivel. De kapitein moet eeuwig blijven rondvaren op zee.

Het Tuinpad

Het museumcafé is gelegen aan het Tuinpad, het laatste stukje vestingwal uit de 16e eeuw die in opdracht van graaf Philips van Hohenlohe in strijd tegen de Spanjaarden werd aangelegd. In de oorlogsluwe jaren die volgden gingen de Terneuzenaren de vestingwal gebruiken als volkstuintje, vandaar de naam Tuinpad.

De bebouwing bestond in eerste instantie uit houten keten, maar met die jaren werden deze steeds meer verbouwd tot stenen woonhuizen. Inmiddels zijn de oude huisjes omgetoverd in leuke  horecagelegenheidjes en zélfs een AirB&B. Een buurtje om te ontdekken!

Terug naar de bovenkant van de website